Een onbezorgde, vrolijke man die vol in het leven staat belt vanuit Thailand met Eurocross. Ik ben dan nog hulpverlener. Hij voelt zich niet zo lekker en wil naar een arts. Gewoon voor de zekerheid. We spreken af dat ik de betalingsgarantie aan het ziekenhuis stuur en dat hij contact met ons opneemt als er nog bijzonderheden zijn. Ik wens hem een fijn verblijf. ‘Dat gaat zeker lukken’, zegt hij vol vertrouwen.

Een dag later komt een fax van het ziekenhuis binnen. De man is opgenomen op de intensive care en is niet aanspreekbaar. Hij heeft een gescheurde aneurysma. Zijn situatie is kritiek. Ik krijg zijn bezorgde zus in Nederland aan de lijn. We spreken af gedurende de eerste week dagelijks te bellen om te kijken hoe het met hem gaat. Na een week komt hij bij. Hij wil graag naar Nederland. Echter, zijn situatie verslechtert weer. We weten niet of hij het zal overleven en besluiten daarom zijn zus naar Thailand te vliegen.

Gedurende drie weken hebben we om de dag contact. Zijn grootste wens is terug naar Nederland te keren. Hij wil niet in het buitenland sterven. Een paar dagen later lukt het ons om hem en zijn zus onder toezicht van een arts in een vliegtuig naar Nederland te begeleiden. Dertig minuten nadat ze zijn geland op Schiphol, belt zijn zus. ‘Alsof hij heeft gewacht totdat hij terug was in Nederland’, zegt ze. ‘Hij heeft zijn rust op Nederlandse bodem gevonden. Heel veel dank daarvoor.’

Een maand lang intensieve, soms emotionele gesprekken schept een band. Deze mensen heb ik zo’n tien jaar geleden mogen helpen en nog steeds krijg ik, net als toen, kippenvel. Dat telefoontje van zijn zus, zo direct na zijn overlijden, zal ik nooit vergeten.